2 Corinthians 13

Onderzoekt uzelf

2Ko 13:1. Zoals Paulus in het vorige hoofdstuk heeft opgemerkt (2Ko 12:14a), staat hij voor de derde keer klaar om hen te bezoeken. Je kunt hieruit opmaken dat de gelovigen in Korinthe hem echt aan het hart gaan. Zijn verbondenheid met hen is echt en diep. Het laat hem niet onverschillig hoe het met zijn kinderen in het geloof gaat.

Hij heeft veel gehoord over de slechte kwaliteit van hun geloofsleven. Er is nog heel wat te corrigeren. Hij zal zich met de nog bestaande misstanden bezighouden en dat doen op basis van degelijk getuigenbewijs. Hij zal het verkeerde niet beoordelen op grond van het loutere feit dat hem bepaalde dingen ter ore zijn gekomen. De bewijzen zullen op tafel komen.

Deze getuigenverklaringen zijn van grote betekenis in elke zaak die zich in de gemeente voordoet. God heeft al in het Oude Testament laten vastleggen, in Deuteronomium 19, dat in gevallen van ongerechtigheid en zonde er alleen een veroordeling mag plaatsvinden als er twee of drie getuigen zijn (Dt 19:15). Al is die ene getuige nog zo betrouwbaar, er moet een tweede getuige en eventueel een derde getuige aanwezig zijn om de zaak onomstotelijk vast te stellen en op grond daarvan een uitspraak te kunnen doen.

Als de gemeente daarnaar meer had gehandeld, was het aantal scheuringen waarschijnlijk niet zo groot geweest als dat helaas nu het geval is. Paulus, een man met een groot onderscheidingsvermogen, die heus wel weet wat er allemaal bij de Korinthiërs speelt, wil zich aan dit bijbelse beginsel houden.

2Ko 13:2. Hij zal hen die vroeger gezondigd hebben, niet sparen. Nog eens geeft hij die waarschuwing. Hij komt niet graag met de roede. Wat hij wil, is een fijn bezoek, waarbij ze zich samen kunnen verblijden over de grote dingen die de Heer Jezus in hun leven heeft gedaan. Daaraan kunnen zij meewerken door te luisteren naar wat hij in deze brief schrijft. De brief is een soort wegbereider voor zijn komst.

2Ko 13:3-5. In 2Ko 13:3 weerlegt hij een laatste beschuldiging die de valse apostelen hem in de schoenen hebben geschoven. De beschuldiging luidt: Paulus is zo’n nietszeggend en onbetekenend mannetje, dat het onmogelijk is dat Christus in hem spreekt.

Om goed te zien hoe Paulus deze beschuldiging ontzenuwt, moet je 2Ko 13:3b en 2Ko 13:4 tussen haakjes plaatsen – wat in deze vertaling ook is gebeurd. De zin gaat na 2Ko 13:3a dan verder in 2Ko 13:5. Zoeken ze een bewijs dat Christus in Paulus predikt (2Ko 13:3a)? Welnu, dan moeten ze maar eens naar zichzelf kijken (2Ko 13:5). Kunnen zij zeggen dat ze in het geloof zijn? Ja, dat kunnen ze. Nou, dan kunnen ze niet anders dan erkennen dat Christus in Paulus heeft gesproken, want door hem hebben ze het evangelie gehoord en het ook aangenomen.

Ze moeten zichzelf maar eens beproeven om te zien op welke wijze ze gered zijn. Is het op grond van iets in henzelf, of is het op grond van wat Christus voor hen heeft gedaan? Ook hier moeten ze erkennen dat het alleen door Christus is en deze Christus is hun door Paulus verkondigd.

Wat in 2Ko 13:5 staat, is geen oproep om bij jezelf na te gaan of er wel bewijzen voor je bekering te zien zijn. Het is niet de bedoeling om je aan het twijfelen te brengen over de zekerheid van je geloof door in je hart en leven te kijken of je wel genoeg vruchten voortbrengt. Zulk onderzoeken en beproeven wordt hier niet bedoeld. Juist het tegendeel. Dit vers wil je ondersteunen in de zekerheid van je behoudenis. Het is een oproep om na te gaan waarop je geloof is gebaseerd. Is je geloof gebaseerd op iets in of van jezelf, óf is je geloof gebaseerd op iets wat buiten jou om, los van jou en ten behoeve van jou is gebeurd? Dit laatste is het geval.

Het werk van Christus is totaal buiten jou om volbracht, los van alles wat je ervan voelt of ervaart. God vraagt eenvoudig dat in het geloof aan te nemen. Dat er daarna ook geloofswerken zichtbaar zullen worden, is ook waar, maar daarover spreekt de Bijbel op andere plaatsen, zoals in de brief van Jakobus, en dat is niet waarom het hier gaat. Laat je daarom niet door anderen wijsmaken dat dit vers je leert dat je niet zeker kunt weten of je “in het geloof bent”. ‘In het geloof zijn’ wil zeggen dat je een gelovige bent. “Onderzoekt uzelf” betekent hier: ga na hoe dat is gebeurd, en niet: wat is er in je leven van te zien. Wie moet zeggen dat Jezus Christus niet in hem is, staat buiten de behoudenis, is geen gelovige en heeft geen deel aan het leven uit God.

Aan alles is te merken dat Christus in en door Paulus heeft gesproken. Paulus acht het mogelijk dat hij persoonlijk niet zo’n sterke indruk heeft gemaakt. In die tussenzin van de 2Ko 13:3b-4 gaat hij nader verklaren waarom hij niet zo’n sterke indruk heeft gemaakt. Eerst moeten ze weten dat Christus ten opzichte van hen niet zwak is geweest. Wat een kracht is er van Hem uitgegaan toen zij met Hem in aanraking zijn gekomen. Hij heeft heel hun vuile leven binnenstebuiten gekeerd. Hun boos en donker hart is in het licht gekomen. Ze zijn aan zichzelf ontdekt en ze hebben zich met berouw tot God bekeerd en de Heer Jezus als hun Heiland aangenomen. Wat een kracht!

Hoe heeft Hij dat mogelijk gemaakt? Omdat Hij in zwakheid is gekruisigd. Bestaat er wel iets wat zwakker is dan een mens die gekruisigd is? Kan zo iemand ook nog maar iets doen? Toch hebben zij op Hem hun geloof gevestigd. En terecht! Gods kracht was nodig om Hem levend te maken. Natuurlijk is de Heer Jezus ook in eigen kracht is opgestaan omdat Hij tevens de Zoon van God is (Rm 1:4), maar hier gaat het om wat de mensen, ook de Korinthiërs, in Hem zien als de Gekruisigde. Met zo’n zwakke Christus wil Paulus graag eengemaakt worden. Daarom bestaat zijn prediking niet in overredende woorden, daarom is hij in zijn uiterlijk optreden zwak. Hij is zwak in Christus.

Paulus weet ook dat hij eenmaal met Hem zal leven, door diezelfde kracht van God die nu al in de Korinthiërs het nieuwe leven heeft gewerkt. Is het niet prachtig om te zien hoe hij alles gebruikt om de harten van de Korinthiërs te winnen en tegelijk zichzelf helemaal identificeert met Christus? Hij zegt niet dat hij met Christus zal leven door Gods kracht jegens hemzelf, hoewel dat zo is. Hij past Gods kracht nu al toe op wat er met de Korinthiërs is gebeurd bij hun bekering.

2Ko 13:6. Er rest hem niets meer dan alleen de hoop uit te spreken dat zijn bewijsvoering hen laat inzien dat hij niet verwerpelijk is. Hij heeft alleen Christus willen prediken en anders niets.

Je hebt in Paulus een mooi voorbeeld hoe je moet omgaan met beschuldigingen die je ten onrechte in de schoenen worden geschoven. Om de harten van je tegenstanders te winnen kun je niet beter doen dan zoals hij gedaan heeft: laat Christus zien en laat zien dat je met Hem een wilt zijn in je prediking en je hele leven. Wanneer je beschuldigers gelovigen zijn, laat ze dan de voorrechten zien die zij in Christus hebben. Het zal hen beschaamd maken. Gemakkelijk is dit niet, maar het is wel de weg van de overwinning voor de Heer.

Lees nog eens 2 Korinthiërs 13:1-6.

Verwerking: Wat is dat: jezelf onderzoeken? Wat is de bedoeling daarvan?

Nederlandse verzen (7-13)

Gebeden en slotwoorden

2Ko 13:7. Paulus zoekt het goede voor de Korinthiërs. Eerst geeft hij aan dat hij wil voorkomen dat ze het kwade zullen doen. Al het kwaad dat een kind van God doet, werpt een smet op God en op Christus. Je leeft te midden van het kwaad. Je kunt er gemakkelijk door worden aangestoken, en voordat je het weet, doe je mee. Het mag ons gebed zijn dat God ons daarvoor zal bewaren. Dat mogen we ook voor elkaar bidden, zoals Paulus dat hier voor de Korinthiërs doet.

Het motief moet niet zijn om daardoor zelf eer te ontvangen. Zo kunnen wij wel zijn. Ik kan bijvoorbeeld mijn kinderen willen bewaren voor het doen van verkeerde dingen om daardoor te laten zien dat ik een goede vader ben. Als dat mijn motief is, komt er niets van terecht. Mijn motief moet het welzijn van mijn kinderen zijn. Het moet mij om hen gaan. Zo kun jij voor jezelf misschien ook wel personen invullen voor wie je kunt bidden dat God hen voor het kwade bewaart.

Maar alleen bewaren voor het kwade is niet voldoende. Iemand die het kwade niet doet, moet het goede gaan doen. Anders is het gevaar groot dat de leegte toch weer met iets kwaads wordt gevuld. In Romeinen 12 worden deze twee ook met elkaar verbonden: “Hebt een afkeer van het kwade; weest gehecht aan het goede” (Rm 12:9b). Paulus is er zozeer op uit het goede voor hen te zoeken, dat hij zichzelf helemaal wil wegcijferen.

2Ko 13:8. Het enige wat hem interesseert, is de waarheid. Hij kan onmogelijk de waarheid onderuithalen of ontkrachten. Hij gaat zeker niet tegen de waarheid in en onthoudt die ook niet aan de Korinthiërs. Wat hij wil, is juist de waarheid naar voren brengen. Hij weet dat het woord van de Heer Jezus in Johannes 8 waar is: “De waarheid zal u vrijmaken” (Jh 8:32). De waarheid van Gods Woord verbreekt elke band waarmee mensen, ook gelovigen, gevangen kunnen zitten. Ze kunnen gevangenzitten in een zedeloos leven, ze kunnen gevangenzitten in bepaalde wettische of wijsgerige systemen, maar de waarheid maakt vrij, maakt los. Door het naar voren brengen van de waarheid kunnen we eraan meewerken dat de waarheid haar uitwerking heeft.

2Ko 13:9. De waarheid laat niet zien hoe sterk de man of vrouw is die de waarheid brengt. Paulus is er blij om zelf zwak te zijn en hij is blij te zien dat de waarheid hen sterk maakt.

Het tweede gebed dat hij voor hen in zijn hart heeft, is dat zij volmaakt zullen worden. Dat is precies wat de waarheid wil bewerken. Wie zich bezighoudt met de waarheid van Gods Woord, zal daardoor geestelijk groeien naar volwassenheid. ‘Volwassenheid’ is een van de betekenissen van ‘volmaaktheid’. De wens van Paulus om hen volmaakt te zien heeft ook te maken met aaneengesloten zijn. Dat is met het oog op de onderlinge verdeeldheid in Korinthe wel hard nodig. Daarom heeft hij hun geschreven. Ze hebben nu een brief in handen waarin instructies staan hoe ze hun zaken in orde moeten maken met het oog op zijn komst.

Hier is een parallel te trekken met onze situatie. Wij hebben ook een brief, een complete Bijbel, met daarin instructies hoe wij hebben te leven en de dingen in orde hebben te maken die niet goed zijn. De Heer Jezus komt binnenkort terug. Hoe zal Hij ons aantreffen?

2Ko 13:10. Paulus wil niet streng optreden. Hij bezit daarvoor wel het gezag, maar veel liever wil hij dat niet op die manier laten gelden. Hij wil zijn gezag graag positief gebruiken, om op te bouwen en niet om het verkeerde af te breken. Het is net als met een vader in een gezin. Hij heeft gezag om zijn kinderen te straffen. Dat moet hij ook doen als het nodig is. Maar als zijn gezag alleen zou bestaan uit de hele dag klappen uitdelen, dan vraag je je toch wel af hoe de sfeer in dat gezin is. Veel liever zal iedere vader zijn gezag gebruiken om zijn kinderen de goede dingen bij te brengen en hen te helpen in het vinden van een manier van leven die tot eer van de Heer is.

2Ko 13:11. Paulus besluit zijn brief met het geven van enkele aansporingen. Die moeten ertoe dienen dat zij samen op de goede wijze en in de goede richting optrekken naar het einddoel van de christelijke levensreis.

1. Hij begint met “verblijdt u”. Je kunt je afvragen hoe hij dat kan zeggen na zoveel te hebben geschreven over wat niet deugt. Misschien dat hij het juist daarom zegt. Hij heeft hen niet in de put willen praten. Er is nog zóveel waarover ze blij kunnen zijn. Dat mag bij jou ook zo zijn.

2. Nog eens komt de vermaning om “volmaakt” of vast aaneengesloten te zijn. We hebben elkaar hard nodig en moeten niet in groepjes uiteenvallen.

3. De aansporing “weest getroost” klinkt als een bemoediging te midden van zoveel wat verdrietig en neerslachtig kan maken.

4. “Eensgezind” zijn is samen eenzelfde verlangen en inzet hebben om het gestelde doel te bereiken. Niet ieder voor zijn eigen belangen, maar samen voor de belangen van de Heer.

5. De opsomming eindigt met “houdt vrede”. Waar vrede is, is rust en harmonie. Vrede is een atmosfeer die weldadig aandoet.

God wordt daarom ook “de God van de liefde en vrede” genoemd. Liefde wordt het eerst genoemd, want God is liefde. Liefde is de bron van al het goede. Die God zal met ons zijn als we deze aansporingen ter harte willen nemen en ons ervoor inzetten ze in praktijk te brengen. Kun je je iets mooiers voorstellen dan die God ‘met je te hebben’, als je Metgezel? Het staat er toch echt.

2Ko 13:12. Wanneer de gelovigen in Korinthe elkaar ontmoeten, bijvoorbeeld in de samenkomst of op een verjaardag (als ze daar wat aan deden), dan moeten ze elkaar groeten met een heilige kus. Het gaat niet zozeer om de vorm van de begroeting, niet de kus is het belangrijkste. In Nederland geven de gelovigen elkaar een hand. Waar het om gaat, is dat de groet oprecht is en niet gemaakt of geveinsd. Het moet op een “heilige” manier gebeuren. Achter de kus of het geven van de hand mogen geen onheilige gedachten ten aanzien van de broeder of zuster schuilgaan.

Niet alleen de gelovigen in Korinthe zijn met elkaar verbonden. Paulus brengt ook de groeten over van allen die bij hem zijn. Ondanks het vele wat er bij de Korinthiërs gecorrigeerd moet worden, laat Paulus hun hierdoor toch de verbondenheid met gelovigen op andere plaatsen voelen.

2Ko 13:13. De zegenbede waarmee hij zijn brief afsluit, is uniek onder zijn brieven. Nergens wordt op zo’n indrukwekkende wijze afscheid genomen. Hij brengt hierin de drie-enige God naar de Korinthiërs toe.

1. “De genade van de Heer Jezus Christus” wordt genoemd. Genade is nodig omdat wij alles verspeeld hebben. Waar dat bewustzijn aanwezig is, komt de Heer Jezus Christus – zie je dat hier Zijn volledige naam wordt genoemd? – en geeft in Zijn genade wat nodig is. Zijn genade wordt hier voor de tweede keer genoemd. In 2 Korinthiërs 8 ben je Zijn genade voor verloren zondaars tegengekomen (2Ko 8:9). Hier is Zijn genade het middel om een falende gemeente te herstellen.

2. Dan “de liefde van God”. Liefde zoekt altijd wat goed is voor de ander. God heeft in Zijn liefde Zijn Zoon gegeven voor verloren zondaars. De liefde van God is ook werkzaam om een dwalende gemeente terug te brengen op de juiste weg.

3. Ten slotte “de gemeenschap van de Heilige Geest”. Gelovigen kunnen alleen goed met elkaar omgaan als ieder zich laat leiden door de Heilige Geest. Om deze gemeenschap ook werkelijk te beleven mogen er geen zonden in het leven van de gelovigen worden toegelaten, laat staan aanwezig blijven. De Heilige Geest kan geen gemeenschap hebben met zonden.

Een grote zegen zal ons deel zijn als wij in de plaatselijke gemeente de inhoud van deze brief ter harte nemen. Geve God dat wij ons daarvoor inzetten, tot Zijn eer en verheerlijking en tot onze vreugde en vrede.

Lees nog eens 2 Korinthiërs 13:7-13.

Verwerking: Wat kun jij doen om aan de aansporingen van Paulus gehoor te geven?

Copyright information for DutKingComments